VOEDINGSADVIEZEN BIJ DIABETES
Suikerziekte(diabetes mellitus)
Suikerziekte (diabetes mellitus) is een stofwisselingsziekte. Bij suikerziekte (diabetes mellitus) is het lichaam zelf niet in staat koolhydraten (enkelvoudige en samengestelde suikers) om te zetten in energie. Bij suikerpatiënten schiet de productie van insuline tekort. Insuline is een hormoon dat wordt aangemaakt in de zogenaamde `eilandjes van Langermans’ in de alvleesklier (pancreas), en dat er normaal gesproken voor zorgt dat het afbraakproduct van koolhydraten, de glucose, in de lichaamscellen wordt opgenomen.
Een tekort in de insuline-aanmaak heeft tot gevolg dat de concentratie van glucose in het bloed stijgt (de bloedsuikerspiegel stijgt) en dat er te weinig glucose in de lichaamscellen terechtkomt. Daardoor hoopt de glucose zich op in het bloed. De nieren kunnen de hoge bloedsuikerspiegel niet aan en laten een deel van de suiker door. De suiker verlaat het lichaam ongebruikt met de urine. Dit dwingt de patiënt tot een sterk verhoogde urineproductie. De lichaamscellen komen brandstoftekort en schakelen over op de verbranding van alleen maar vetten. De zure restproducten die hierdoor in het bloed komen, belasten het lichaam zwaar.
De klachten bij suikerziekte zijn onder meer: een zeer hoge urineproductie (veel moeten plassen); veel dorst; vermagering ondanks dat men veel eet; vermoeidheid en zwakte. Indien niet wordt ingegrepen, volgen ernstiger aandoeningen, zoals zeer lage weerstand tegen infecties (ontstekingen, schimmelinfecties enz.), verminderd functioneren van de bloedvaten en bewusteloosheid door een overmaat van zuren (diabetisch coma).
Er zijn twee hoofdvormen van suikerziekte te onderscheiden:
Insulineafhankelijke insuline: Bij deze vorm van suikerziekte wordt te weinig of helemaal geen insuline aangemaakt door de alvleesklier. Komt vooral voor bij jonge mensen. Zij zijn voor de behandeling van de ziekte aangewezen op insuline-injecties, waarmee de ziekte goed gereguleerd kan worden. Daarnaast zullen dieetmaatregelen genomen moeten worden.
Insuline-onafhankelijke diabetes: Deze vorm van suikerziekte komt vooral voor bij mensen ouder dan 40 jaar die veelal te zwaar zijn. Hier wordt door het lichaam wel insuline geproduceerd, maar deze is onvoldoende om het teveel aan glucose in het bloed – veroorzaakt door overmatig eten – te verwerken. Bij insuline-onafhankelijke diabetes spelen ook erfelijkheid en leeftijd een belangrijke rol. Bij deze vorm van suikerziekte zullen dieetmaatregelen genomen moeten worden.
Te lage bloedsuikerspiegel
Een langdurig of regelmatig ernstig verlaagde bloedsuikerspiegel komt eigenlijk alleen voor bij een overdosering van bloedsuikerspiegel verlagende geneesmiddelen, of specifieke aandoeningen die leiden tot een verhoogde insulineproductie. In dergelijke situaties dient behandeling door een specialist plaats te vinden.
Te hoge bloedsuikerspiegel
Een te hoge bloedsuikerspiegel kan duiden op aanwezigheid van diabetes type I of het metabool syndroom/diabetes type II. Bij diabetes type I is de vorming van insuline afgenomen of afwezig en is gebruik van insuline noodzakelijk. Bij diabetes type II is er sprake van een verminderde werking van insuline, net als bij het metabool syndroom. Dit metabool syndroom (zie hieronder) wordt gezien als een ‘voorstadium’ van diabetes type II. Het verschil tussen deze twee aandoeningen ligt alleen in de waarde van de bloedsuikerspiegel. Bij een nuchtere bloedsuikerspiegel van 6 mmo/L of meer spreekt men van insulineresistentie, boven 7 mmo/L van diabetes.
Wisselende bloedsuikerspiegel
Het komt voor dat mensen klagen over vermoeidheid, trillen, wazig zien, vlekken voor de ogen zien, zweten, of soms het gevoel hebben flauw te gaan vallen. Deze klachten verdwijnen wanneer zij iets zoets eten. Hierdoor worden de klachten toegeschreven aan een lage bloedsuikerspiegel. Bij dergelijke klachten dient altijd een onderzoek door een arts plaats te vinden. Dit wordt geadviseerd omdat de klachten niet alleen een andere oorzaak kunnen hebben, maar ook een teken van een te hoge bloedsuikerspiegel (diabetes) kunnen zijn.
In alle situaties dient het voedingspatroon aangepast te worden. Het steeds weer gebruiken van suikerrijke producten leidt tot een snelle stijging van de bloedsuikerspiegel, waarop het lichaam insuline afgeeft om de suiker naar de cellen te kunnen brengen. Deze reactie leidt tot een snelle daling, waardoor het gevoel van honger en trillerigheid weer kunnen terugkeren.
Maatregelen bij een wisselende bloedsuikerspiegel
Regelmatig een maaltijd nuttigen met weinig snel opneembare suikers, maar veel vezelstoffen leidt tot een evenwichtige bloedsuikerspiegel en voorkomt deze klachten. Groenten, peulvruchten en volkorenproducten zijn belangrijke bronnen van vezels in de voeding. Witmeelproducten als gewone pasta’s en witbrood hebben geen gunstig effect.
Het metabool syndroom
Er bestaat een combinatie van problemen, samen het metabool syndroom genoemd, dat een duidelijk negatieve invloed heeft op de gezondheid. Deze combinatie bestaat uit overgewicht, met name rond de buikstreek, een verhoogde bloeddruk, een verstoring van de bloedvetten en een verminderde gevoeligheid voor de werking van het hormoon insuline (ook wel insulineresistentie genoemd). Wanneer iemand aan minimaal drie van de vijf criteria voldoet wordt de diagnose metabool syndroom gesteld.
Criteria voor het metabool syndroom
Abdominale obesitas een middelomtrek | > 102 cm (mannen) of > 88 cm (vrouwen) |
Hypertriglyceridemie een serumtriglyceridegehalte | > 1,7 mmo/l |
Verlaagd HDL-cholesterol een HDL-serumcholesterolgehalte | <1,0 mmo/l (mannen) of < 1,3 mmo/l (vrouwen) Hoge bloeddruk bloeddruk > 130/85 mmHg |
Afwijkende bloedsuikerwaarden een nuchter serumglucosegehalte | > 6,1 mmol/l |
Het aantal mensen met het metabool syndroom in Nederland is hoog. In de leeftijdsgroep van 30-39 jaar voldoet 20,1% van de mannen en 9,5% van de vrouwen aan de criteria voor het metabool syndroom. Deze cijfers stijgen met de leeftijd: in de leeftijdscategorie 60-69 jaar gaat het om 48,2% van de mannen en 44% van de vrouwen (bron: RIVM).
Maatregelen bij het metabool syndroom en diabetes type II
De eerste maatregel bij het metabool syndroom is gewichtsverlies en het aanpassen van de leefstijl en de voedingsgewoonten. Vermijden van suikers in elke vorm, is misschien wel de belangrijkste stap, samen met een verhoging van de inname van vezels en de gezonde omega-3 en omega-6 vetzuren. Meer lichaamsbeweging is eveneens van groot belang. Hierbij wordt geadviseerd om minimaal vier uur per week een matige inspanning te leveren. In onderzoek is aangetoond dat deze hoeveelheid lichaamsbeweging in combinatie met een gewichtsverlies van 5%, de kans op het ontwikkelen van diabetes type II kan halveren bij personen met het metabool syndroom. Wanneer bloedsuikerverlagende medicatie wordt gebruikt, dient een grote verandering in de voeding en leefwijze altijd onder deskundige begeleiding plaats te vinden.
Voedingssupplementen
Bij een hoge bloedsuikerspiegel wordt het gebruik van extra antioxidanten aanbevolen, bijvoorbeeld in de vorm van een multivitaminen -of een anti-oxidantencomplex. Vitamine D verlaagt de kans op het ontstaan van het metabool syndroom, zelfs bij personen met ernstig overgewicht. Een chronische ontstekingsreactie speelt een belangrijke rol in het ontstaan van het metabool syndroom. Polyfenolen uit zure kers, geelwortel (turmeric), gember en de stof quercetine hebben in onderzoek laten zien in staat te zijn om deze ontstekingsreactie te verminderen en daarmee de verschijnselen van het metabool syndroom te bestrijden. Cayenne en peper(extracten) kunnen de opname van andere antioxidanten aanmerkelijk verhogen. Vitamine K-2 (als MK-7) heeft een sterke werking tegen vaatvernauwing als gevolg van calciumafzettingen, de belangrijkste complicatie van het metabool syndroom en diabetes type II. Vitamine K-2 mag niet worden gebruikt door mensen die stolling remmers uit de groep van coumarinederivaten gebruiken zonder overleg met de behandelend arts of trombosedienst. Chroom (600 mcg per dag als chroompicolinaat) kan bij personen met diabetes type II helpen om de bloedsuikerspiegel te verlagen en lijkt ook effectief bij een gedeelte van de personen met een wisselende bloedsuikerspiegel. Gebruik van chroom om de bloedsuikerspiegel te verlagen dient onder deskundige begeleiding plaats te vinden.
Samenvatting en advies
De bloedsuikerspiegel kan te laag, wisselend of te hoog zijn. Bij een te lage bloedsuikerspiegel dient behandeling door een specialist plaats te vinden. Bij een wisselende bloedsuikerspiegel kunnen voedingsmaatregelen zoals het verminderen van de inname van suiker en het verhogen van de inname van vezelstoffen (groenten, peulvruchten, volkorenproducten) helpen om de bloedsuikerspiegel te reguleren. Een te hoge bloedsuikerspiegel kan duiden op het metabool syndroom, een voorstadium van diabetes type II. Indien hiervan sprake is dan zijn gewichtsverlies en meer beweging de eerste maatregelen die men dient te nemen.
Daarnaast wordt aangeraden om suikers te vermijden en meer vezels en de gezonde omega-3 en omega-6 vetzuren te nemen. Als voedingssupplementen bij een hoge bloedsuikerspiegel wordt inname van extra anti-oxidanten aangeraden, in de vorm van een anti-oxidantcomplex of een breed samengesteld multivitaminen/mineralenpreparaat.
Voor meer informatie over de bloedsuikerspiegel of bepaalde voedingsstoffen, kunt u zich wenden tot Sherida Moniz-Buyne, Orthomoleculair therapeut