Duur en veel food miles voor smakeloos gestoofd Chinees gras. Nick Trachet stuurt je liever de berm in.
Voor het eerst sinds lang terug naar de Chinese supermarkt. Er is er maar één meer over. Ooit waren er vier in de buurt van de Beurs. Ik vond er deze week inspiratie in een pakje groene groente. Er stond op: ‘morning glory/sliced’, 100 gram. Behalve dat dat een mooie naam is, zegt die een Nederlandstalige weinig, gelukkig staat de wetenschappelijke naam erbij: Ipomoea aquatica.
Windekind
Hij is geboren uit de kelk ener winde. Windekind is het elfje uit De kleine Johannes, dat Nederlandse boek dat zelfs Brusselse Franstaligen kennen, want ze hebben erover geleerd op school. Winde is eigenlijk een smerig onkruid in de tuin dat alles overwoekert. Wanneer je het uittrekt, stinkt het ook nog eens grof. Maar oh, wat een mooie bloemen! En dan snap je al helemaal dat ze nesten voor elfjes kunnen zijn.
Winde behoort tot de familie der Convulvulaceae, een wat lompe naam voor meer dan duizend soorten mooie planten die in het Engels de naam Morning Glory delen. Ze hebben hun spectaculaire bloemen gemeen met onze winde, vergroeide vijfslippige bloemkronen die zich ‘s nachts sluiten, vandaar de naam ‘dagbloem’ voor sommige soorten. Een winde (Convulvulus sepium) in de tuin windt, dat wil zeggen: hij krult zich omhoog langs andere planten. Maar er zijn dagbloemen met minder opdringerig gedrag. Twee soorten in de familie zijn belangrijk in de keuken: Ipomoea batatas is de zoete patat, ook een klimplant maar dan uit Zuid-Amerika, en dan is er Ipomoea aquatica. Dat is een moerasplant en zit in dat pakje groen uit de winkel. In Indonesië spreekt men van kangkung, in Suriname zegt men dagoeblad (hondsblad), of waterspinazie. De bladeren zijn lancet- of pijlvormig. De plant groeit rechtop en wordt geoogst bij zo’n dertig/veertig centimeter. Niet groter, of het is geen jong groen meer, maar taai en vezelig.
Lange tanden
Waterspinazie/dagoeblad wordt vaak rauw gegeten. Als tropenbewoner deed ik dat met lange tanden, toen ik er in Bangkok kreeg voorgeschoteld. Het was ook mij ingelepeld dat je in de tropen nooit rauwe groente mag eten, zeker niet nadat ik ze had zien groeien en oogsten langs de Chao Phraya, de rivier die Bangkok doorsnijdt. Maar het is gelukkig allemaal goed afgelopen, ik zat bij terugkomst in Belgenland slechts met één soort darmparasiet en wie weet waar ik die had opgelopen?
Stoven
Het is dus veiliger om de groente te stoven. Verhit een pan met wat olie en laat daarin gesnipperde ajuin glazig kleuren samen met een gehakt pepertje. Doe de kangkung erbij en een bouillonblokje. Een tomaatje hoeft niet echt, maar dat is de heilige basis van de Surinaamse keuken: ‘uitje-pepertje-blokje-tomaatje’. Laat roerend stoven, maar hou het krokant. De groente heeft niet erg veel smaak, maar men zegt dat de waterspinazie rijk is aan kalium (dat is waar voor alle bladgroente) en niacine, een B-vitamine.
Wat is het nut om deze groente van ver te importeren? Er stond nog een zinnetje op in een schrift dat mij aan het Vietnamees deed denken, maar verder geen informatie van afkomst. Honderd gram voor drie euro is wel veel voor dit smaakloze, anonieme kruid. Veel food miles voor gestoofd gras. Het zal wel iets zijn voor nostalgische Aziaten?
Het jonge lokale groen is nu ook in de stad aan het opschieten. Ik zag al diverse soorten rumex (zuring) en ook al daslook in de berm van de dreef. Maak er gebruik van om, in plaats van ‘onkruid te wieden’, nu wilde planten te oogsten. Die kunt u ook stoven met ‘uitje-pepertje-blokje-tomaatje’. En zeggen dat het dagoeblad is. Bij het oogsten wel opletten of er nergens elfjes verborgen zitten! Smakelijk.
Bron: https://www.foodlog.nl/artikel/culinair-ontdekt-dagoeblad/